- Sprache
-
Niederländisch
- Erschienen in
-
Desargues, Girard. - Algemeene Manier van de Hr. Desargues, Tot de practijck der Perspectiven, gelijck tot die der Meet-Kunde, met de kleyne Voet-maet : Mitsgaders Der plaatsen, en proportien van de stercke en flaauwe Rakingen, of Kleuren
Erschienen
1664 -
- Letzte Aktualisierung
-
12.01.2024, 10:07 MEZ
Objekttyp
- Abschnitt
Entstanden
- 1664 -
Ähnliche Objekte (12)
Kap. XIII. Slot der vorige aanmerckingen, en eenige redenen, op welcke men een vaste, en sekere middel kan stellen, om gewisselijck, sonder misslaghte stercken, en te flaauwen.
Kap. XII. Eenige aanmerckingen op't zightigh gevoel van de lught, met davan het ontwerp vermenght; en wat de tussche-omme-en algemene lught in dees verhandelingh bedieden.
Cap. III. Het gevoelen wederleght, nopende de nootzakelijckheyt van dit sterck, en flaauw; en eenige omstandigheden om, die wetende, onderscheyt te konnen maken van die, dewelcke tot de practijck aandringen.
Kap. XV. Onder welcke schijnselen't oogh by't light, of in de schaduw't oogh het wit ziet; en hoe men'er het (perspectif) Doorzightkundigh af flaauwen moet.
Kap. XXVII. Allerhande soorten van rakingen of kleuren, in't light en schaduw, ontkleuren en flaauwen even eens op d'eene, en d'andere manier, namentlijck op d'eene manier verlightende, en op d'andere verduysterende.
Cap. II. Het waarnemen der sterckte en flaaute, is altijt in dees Konst voor nodigh geschat geweest, en de reden dezer noot saackelijckheyt koomt niet van het light, ende schaduw, nogh van het naa-by en't verre van't ontwerp aan het oogh.
Cap. XIX. De Practijck van het Perspectif (doorzightkunde) of Tekenkunde, is verdeelt in vier voorname delen.
Kap. IV. Wat d'Heer Desargues verstaat met de stercke, en flaauweraak verwen, of kleuren.
125. Plaat. - 130. Plaat.
156. Plaat.
141. Plaat. - 145. Plaat.
136. Plaat. - 140. Plaat.
Kap. XIII. Slot der vorige aanmerckingen, en eenige redenen, op welcke men een vaste, en sekere middel kan stellen, om gewisselijck, sonder misslaghte stercken, en te flaauwen.
Kap. XII. Eenige aanmerckingen op't zightigh gevoel van de lught, met davan het ontwerp vermenght; en wat de tussche-omme-en algemene lught in dees verhandelingh bedieden.
Cap. III. Het gevoelen wederleght, nopende de nootzakelijckheyt van dit sterck, en flaauw; en eenige omstandigheden om, die wetende, onderscheyt te konnen maken van die, dewelcke tot de practijck aandringen.
Kap. XV. Onder welcke schijnselen't oogh by't light, of in de schaduw't oogh het wit ziet; en hoe men'er het (perspectif) Doorzightkundigh af flaauwen moet.
Kap. XXVII. Allerhande soorten van rakingen of kleuren, in't light en schaduw, ontkleuren en flaauwen even eens op d'eene, en d'andere manier, namentlijck op d'eene manier verlightende, en op d'andere verduysterende.
Cap. II. Het waarnemen der sterckte en flaaute, is altijt in dees Konst voor nodigh geschat geweest, en de reden dezer noot saackelijckheyt koomt niet van het light, ende schaduw, nogh van het naa-by en't verre van't ontwerp aan het oogh.
Cap. XIX. De Practijck van het Perspectif (doorzightkunde) of Tekenkunde, is verdeelt in vier voorname delen.
Kap. IV. Wat d'Heer Desargues verstaat met de stercke, en flaauweraak verwen, of kleuren.
125. Plaat. - 130. Plaat.
156. Plaat.
141. Plaat. - 145. Plaat.
136. Plaat. - 140. Plaat.
Kap. XIII. Slot der vorige aanmerckingen, en eenige redenen, op welcke men een vaste, en sekere middel kan stellen, om gewisselijck, sonder misslaghte stercken, en te flaauwen.
Kap. XII. Eenige aanmerckingen op't zightigh gevoel van de lught, met davan het ontwerp vermenght; en wat de tussche-omme-en algemene lught in dees verhandelingh bedieden.
Cap. III. Het gevoelen wederleght, nopende de nootzakelijckheyt van dit sterck, en flaauw; en eenige omstandigheden om, die wetende, onderscheyt te konnen maken van die, dewelcke tot de practijck aandringen.
Kap. XV. Onder welcke schijnselen't oogh by't light, of in de schaduw't oogh het wit ziet; en hoe men'er het (perspectif) Doorzightkundigh af flaauwen moet.
Kap. XXVII. Allerhande soorten van rakingen of kleuren, in't light en schaduw, ontkleuren en flaauwen even eens op d'eene, en d'andere manier, namentlijck op d'eene manier verlightende, en op d'andere verduysterende.
Cap. II. Het waarnemen der sterckte en flaaute, is altijt in dees Konst voor nodigh geschat geweest, en de reden dezer noot saackelijckheyt koomt niet van het light, ende schaduw, nogh van het naa-by en't verre van't ontwerp aan het oogh.
Cap. XIX. De Practijck van het Perspectif (doorzightkunde) of Tekenkunde, is verdeelt in vier voorname delen.
Kap. IV. Wat d'Heer Desargues verstaat met de stercke, en flaauweraak verwen, of kleuren.
125. Plaat. - 130. Plaat.
156. Plaat.
141. Plaat. - 145. Plaat.