Abschnitt
Kap. XXVI. De kennisse van dees regel maakt den Arbeyder vaardiger, dan by zoude zonder haar in de practijck der Teken-kunde konnen zijn.
- Language
-
Niederländisch
- Bibliographic citation
-
Desargues, Girard. - Algemeene Manier van de Hr. Desargues, Tot de practijck der Perspectiven, gelijck tot die der Meet-Kunde, met de kleyne Voet-maet : Mitsgaders Der plaatsen, en proportien van de stercke en flaauwe Rakingen, of Kleuren
Published
1664 -
- Last update
-
12.01.2024, 10:07 AM CET
Object type
- Abschnitt
Time of origin
- 1664 -
Other Objects (12)
Thiende Capittel. Daar zijn vertogingen in de Teken-kunde, dewelcke allesints konnen gemeten werden door een selfde grootte, en andere wederom niet; en welcke dese twee soorten van vertogingen zijn.
Cap. III. Het gevoelen wederleght, nopende de nootzakelijckheyt van dit sterck, en flaauw; en eenige omstandigheden om, die wetende, onderscheyt te konnen maken van die, dewelcke tot de practijck aandringen.
Twaelfde Capittel. Dat dees manier van het Perspectif, of Doorsicht-kunde te practiseren, of uytoeffenen, grootelijcks voorbatiger dan de aal-oude zijn.
Tweede Capittel. De practijck, of oeffeningh in de Teken-konst, en de kennisse der Doorsicht-kunde zijn haar te samen noodigh, de welcke in die Konst na vermogen uytmunten willen.
Kap. X. Daar is by de nootzakelijckheyt om de raak-verwen of kleuren te flaauwen in het doorzightkundigh een regel, om die uyt te wercken.
Seste Capittel. De Practijck van de Geometrische, of Meet-kundige kleyne voet, is niet het geen men werckige, of Practijckige Meet-kunde noemt, en dees verhandelingh onderwijst noch het een, noch het ander.
Sevende Capittel. Die haar van't voornemen, of toelegh dienen, hebben, behalven de voorige, mogelijck een andere oorsaack gehadt, om haar, na behooren, tot de Doorsicht-kunde te begeven, en welcke die reden, of oorsaack.
Kap. XI. Watmen waarnemen, en aan-mercken moet, om een practijck regel van het sterck, en't flaaw te maken, en't geen er eyndelijck van ontdeckt wert.
Cap. XIX. De Practijck van het Perspectif (doorzightkunde) of Tekenkunde, is verdeelt in vier voorname delen.
Kap. IV. Wat d'Heer Desargues verstaat met de stercke, en flaauweraak verwen, of kleuren.
125. Plaat. - 130. Plaat.
156. Plaat.
Thiende Capittel. Daar zijn vertogingen in de Teken-kunde, dewelcke allesints konnen gemeten werden door een selfde grootte, en andere wederom niet; en welcke dese twee soorten van vertogingen zijn.
Cap. III. Het gevoelen wederleght, nopende de nootzakelijckheyt van dit sterck, en flaauw; en eenige omstandigheden om, die wetende, onderscheyt te konnen maken van die, dewelcke tot de practijck aandringen.
Twaelfde Capittel. Dat dees manier van het Perspectif, of Doorsicht-kunde te practiseren, of uytoeffenen, grootelijcks voorbatiger dan de aal-oude zijn.
Tweede Capittel. De practijck, of oeffeningh in de Teken-konst, en de kennisse der Doorsicht-kunde zijn haar te samen noodigh, de welcke in die Konst na vermogen uytmunten willen.
Kap. X. Daar is by de nootzakelijckheyt om de raak-verwen of kleuren te flaauwen in het doorzightkundigh een regel, om die uyt te wercken.
Seste Capittel. De Practijck van de Geometrische, of Meet-kundige kleyne voet, is niet het geen men werckige, of Practijckige Meet-kunde noemt, en dees verhandelingh onderwijst noch het een, noch het ander.
Sevende Capittel. Die haar van't voornemen, of toelegh dienen, hebben, behalven de voorige, mogelijck een andere oorsaack gehadt, om haar, na behooren, tot de Doorsicht-kunde te begeven, en welcke die reden, of oorsaack.
Kap. XI. Watmen waarnemen, en aan-mercken moet, om een practijck regel van het sterck, en't flaaw te maken, en't geen er eyndelijck van ontdeckt wert.
Cap. XIX. De Practijck van het Perspectif (doorzightkunde) of Tekenkunde, is verdeelt in vier voorname delen.
Kap. IV. Wat d'Heer Desargues verstaat met de stercke, en flaauweraak verwen, of kleuren.
125. Plaat. - 130. Plaat.
156. Plaat.
Thiende Capittel. Daar zijn vertogingen in de Teken-kunde, dewelcke allesints konnen gemeten werden door een selfde grootte, en andere wederom niet; en welcke dese twee soorten van vertogingen zijn.
Cap. III. Het gevoelen wederleght, nopende de nootzakelijckheyt van dit sterck, en flaauw; en eenige omstandigheden om, die wetende, onderscheyt te konnen maken van die, dewelcke tot de practijck aandringen.
Twaelfde Capittel. Dat dees manier van het Perspectif, of Doorsicht-kunde te practiseren, of uytoeffenen, grootelijcks voorbatiger dan de aal-oude zijn.
Tweede Capittel. De practijck, of oeffeningh in de Teken-konst, en de kennisse der Doorsicht-kunde zijn haar te samen noodigh, de welcke in die Konst na vermogen uytmunten willen.
Kap. X. Daar is by de nootzakelijckheyt om de raak-verwen of kleuren te flaauwen in het doorzightkundigh een regel, om die uyt te wercken.
Seste Capittel. De Practijck van de Geometrische, of Meet-kundige kleyne voet, is niet het geen men werckige, of Practijckige Meet-kunde noemt, en dees verhandelingh onderwijst noch het een, noch het ander.
Sevende Capittel. Die haar van't voornemen, of toelegh dienen, hebben, behalven de voorige, mogelijck een andere oorsaack gehadt, om haar, na behooren, tot de Doorsicht-kunde te begeven, en welcke die reden, of oorsaack.
Kap. XI. Watmen waarnemen, en aan-mercken moet, om een practijck regel van het sterck, en't flaaw te maken, en't geen er eyndelijck van ontdeckt wert.
Cap. XIX. De Practijck van het Perspectif (doorzightkunde) of Tekenkunde, is verdeelt in vier voorname delen.
Kap. IV. Wat d'Heer Desargues verstaat met de stercke, en flaauweraak verwen, of kleuren.
125. Plaat. - 130. Plaat.